Een jongeman van 23 jaar solliciteert bij een kledingzaak. Na zijn sollicitatie krijgt hij als reactie dat hij niet is aangenomen. Wanneer er naar een reden voor de afwijzing wordt gevraagd, krijgt de jongeman te horen dat hij niet binnen het profiel van de keten zou passen, ondanks zijn matching cv. De jongeman dient een klacht in op basis van discriminatie en hij krijgt de volgende reactie van de klachtencommissie: er is geen sprake van discriminatie, in onze winkels hebben wij Marokkaanse en homoseksuele medewerkers werken. Een cruciaal punt dat de klachtencommissie hierbij vergeet te vermelden is dat hun Marokkaans-Nederlandse medewerkers allemaal vrouw zijn en dat hun homoseksuele medewerkers een Nederlandse achtergrond hebben. Wat de commissie niet lijkt te erkennen is dat zij geen homoseksuele jongens van Marokkaanse komaf onder hun medewerkers hebben, de categorie waar deze jongeman wel onder valt.

Wat hierboven wordt beschreven is, komt regelmatig voor. Bijvoorbeeld de ervaring van een Afro-Europese vrouw die solliciteert bij een IT-bedrijf en wordt afgewezen vanwege haar etniciteit en gender. Hier zien we een individu dat te maken heeft met intersecties van identiteit, zoals ras, etniciteit en gender. Waar deze eigenschappen vaak los van elkaar worden gezien, zien we in deze voorbeelden dat dit wel het geval is. Het kruisen van deze eigenschappen noemt men ook wel ‘intersectionaliteit’.

De term werd in 1989 voor het eerst gebruikt door Kimberlé Crenshaw, in een poging om aan te duiden dat een persoon onderhevig kan zijn aan verschillende vormen van discriminatie en/of onderdrukking en dat dit niet los van elkaar moet worden bestudeerd (Cooper, 2016), maar als een geheel. Alleen op deze wijze is het mogelijk om een verklaring te vinden voor alle oorzaken en gevolgen van onderdrukking. Een Nederlandse term die ook wel wordt gehanteerd voor intersectionaliteit is ‘kruispuntdenken’ (Wekker, 2018).

Om intersectionaliteit toe te passen in de praktijk is het van belang dat wij onze onderlinge verschillen erkennen. Hoewel velen stellen “kleurenblind” te zijn, een ideologie die onder meer verondersteld dat huidskleur of etniciteit en “raciale” machtsverschillen in Nederland niet relevant zouden zijn, is de realiteit van de samenleving anders. Ras, gender, etniciteit, seksuele oriëntatie, klasse, leeftijd, etc. zijn assen die onze positie in de samenleving bepalen. Deze verschillende assen worden ook wel sociale ordeningsprincipen genoemd. Daarnaast sturen deze ook onze gedachten en gedrag. Zo reageren wij anders op ouderen dan op jongeren of anders op mannen dan op vrouwen. Door je bewust te zijn van alle assen die van toepassing zijn op een individu en de machtsverhoudingen die daarbij meespelen, wordt niet alleen de positie van het individu binnen de samenleving duidelijk, maar ook je eigen positie en de eventuele privileges die je hebt (Arikoglu, Scheepers & Kumi, z.d.).

Het intersectioneel denken zorgt ervoor dat alle aspecten die meespelen in de discriminatie en onderdrukking van minderheden worden meegenomen in de bestudering ervan. Hierdoor komen de problemen die minderheden in het dagelijks leven ervaren beter aan het licht.

Bronnen