Den Haag had vanaf de 17e eeuw een centrale rol in de totstandkoming, handhaving en afschaffing van de slavernij. Dit geldt niet alleen voor de slavernij, maar ook voor het kolonialisme van Nederland. De sporen van het slavernijverleden zijn nog steeds zichtbaar in de stad. In 2015 presenteerde het Haags Historisch Museum in samenwerking met Valika Smeulders de wandelkaart Den Haag en Slavernij waarop deze verschillende sporen te zien zijn.

Mauritshuis

De sporen van het koloniale verleden zijn terug te vinden in het bekende Mauritushuis. Het Mauritshuis is gebouwd in opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen. Onder zijn bestuur als gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië (1636-1654) nam de Republiek voor het eerst actief deel aan de trans-Atlantische mensenhandel. In 1636 tot 1648 was Nederland zelfs de grootste handelaar in slaafgemaakte mensen in het Atlantische gebied.

Tijdens het bestuur van Johan Maurits heeft de WIC minstens 24.000 slaafgemaakte mensen gedwongen vervoerd. Er zijn ook sterke aanwijzingen dat hij zelf actief was in de mensenhandel. In de tentoonstelling Bewogen Beeld, Op zoek naar Johan Maurits in het Mauritshuis is onder andere een brief te zien uit 1642 waarin Johan Maurits de WIC verzocht om op eigen titel te mogen handelen in slaafgemaakte mensen. In 1643 verklaarde de schipper Reinier Adriaensz Schagen bij de Amsterdamse huisnotaris van de WIC dat hij voor Johan Maurits slaafgemaakte mensen had gekocht in Angola die met het schip Princes gedwongen werden vervoerd naar Brazilië. De opbrengsten uit de mensenhandel en suikerhandel heeft Johan Maurits gebruikt voor de bouw van het Mauritshuis  (Vanvugt, 2016). Daarom wordt het Mauritshuis ook Suikerhuis genoemd. Daarnaast liet hij tientallen slaafgemaakte mensen gedwongen arbeid verrichten aan zijn hof in Brazilië.

Anton de Kom

In Den Haag woonden invloedrijke politici, vermogende plantagewerkkamp-eigenaren en verdedigers van het slavernijsysteem. Ook woonden er felle tegenstanders van het kolonialisme in Den Haag, zoals Anton de Kom. Anton de Kom meldde zich in de jaren 20 als vrijwilliger aan bij het Nederlandse leger in de voormalige Alexanderkazerne in Den Haag. In Den Haag ontmoette hij ook zijn levenspartner Petronella Catharina Borsboom, met wie hij in 1926 trouwde en vier kinderen kreeg. Anton de Kom stierf als antifascistische verzetsstrijder in het concentratiekamp Sandbostel in Duitsland. Vandaag de dag staat Anton de Kom vooral bekend als schrijver van het belangrijke boek Wij slaven van Suriname (1934). De verhalen van zijn oma, die de slavernij had meegemaakt, vond hij niet terug in de boeken en de Nederlandse geschiedschrijving. Hij pleitte voor een dekoloniale geschiedschrijving over Suriname ter vervanging van een koloniale eurocentrische geschiedschrijving. Hij is voor velen een inspiratiebron in de hedendaagse strijd tegen kolonialisme, eurocentrisme en racisme.

Voormalige ministerie van Koloniën

Het voormalige ministerie van Koloniën wordt tegenwoordig gebruikt door de Tweede Kamer als kantoorruimte. Hier zijn de portretten te zien van verschillende gouverneur-generaals van het voormalige Nederlands-Indië. In het plafond zijn de wapenschilden van Batavia, Tegal, Makassar en Soerabaja aangebracht. Boven de deurpost staat een uitspraak van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629): Daer can in Indiën wat groots verrigt worden. Jan Pieterszoon Coen is verbonden met het Nederlandse slavernijverleden van de VOC in de regio van de Indische Oceaan en is verantwoordelijk voor de genocide op de oorspronkelijke inwoners van de Banda-eilanden.

Bronnen