In Westerse landen leven witte mensen vaak in een geïsoleerde sociale omgeving waar zij (in hun ogen) nauwelijks geconfronteerd worden met “ras” en “raciaal ongemak”. Witheid wordt door hen vaak niet als raciaal beschouwd. De norm van witheid in white spaces biedt bescherming, maar vermindert tegelijkertijd het vermogen van veel witte mensen om met “raciale stress” om te gaan. Sociologe Di Angelo (2011) refereert aan dit verminderde vermogen als white fragility. Het concept verwijst naar een toestand waarbij zelfs een minimale hoeveelheid “raciale stress” ondraaglijk wordt voor witte mensen, omdat zij nauwelijks met stressvolle “raciale” situaties in aanraking komen (aangezien wit als de norm wordt beschouwd). Dit brengt vaak defensieve reacties en ongemakkelijk handelen teweeg. Deze reacties, variërend van woede, verdedigen, bagatelliseren tot het negeren en onttrekken uit de specifieke situatie, worden gebruikt om het “raciale evenwicht” te herstellen. Dit betreft het evenwicht waarbij witte mensen niet hoeven na te denken over privileges, niet geconfronteerd worden met de eigen geracialiseerde identiteit en daarmee de eigen (zogenaamd kleurenblinde) visies op de wereld in stand houden.

DiAngelo stelt dat discussies ten aanzien van ras al snel de kop in worden gedrukt door veel witte mensen, door te zeggen: “Mensen moeten gewoon …”, “Iedereen doet het…” of “Ik zie geen kleur”. Dergelijke visies zijn echter niet gebaseerd op kennis of ervaring, maar op een geïnternaliseerd gevoel van eigengerechtigdheid. Hiermee worden witte mensen erg kwetsbaar in een discussie ten aanzien van racisme. Zij kunnen zich namelijk al snel aangevallen voelen in hun identiteit als “goed mens” en in hun positie als “individu”. Ook wordt vaak het onbewuste gevoel van superioriteit getriggerd (“Zij moeten ons dankbaar zijn!”). Veel witte mensen doen daarom uitermate hun best om zich te ontkoppelen aan het sociale dilemma, zijn apathisch, en nemen daarmee niet de moeite om zichzelf te onderwijzen of te luisteren naar de ervaringen van zwarte personen en niet-zwarte personen van kleur.

White fragility kan een tol eisen van zwarte mensen en niet-zwarte personen van kleur, omdat hun visies, ervaringen en emoties als niet rechtvaardig, objectief en niet kloppend worden neergezet. Dit omdat het niet strookt met het zelfbeeld van witte mensen. Daarmee worden de ervaringen van zwarte personen en niet-zwarte personen van kleur ondergeschikt gemaakt aan het ongemak van witte mensen. De emotional labor van zwarte personen en niet-zwarte personen van kleur (die zich inspannen voor een gelijke samenleving), worden niet opgemerkt, niet gesteund of zelfs agressief de kop ingedrukt.

DiAngelo bespreekt in haar werk diverse factoren die white fragility voeden. Segregatie speelt hier een grote rol. Daarnaast worden witte mensen nauwelijks opgeleid om met een kritische of verdiepende blik naar racisme te kijken en de meesten nemen zelf de moeite niet om zich in de thematiek te verdiepen. Ook noemt DiAngelo het feit dat veel witte mensen geleerd hebben om hun eigen perspectief als objectief te beschouwen en zichzelf als individu te zien (niet als een onderdeel van een geracialiseerde sociale groep) als voedingsbodem voor white fragility. DiAngelo gaat in op het heersende gevoel van “racial arrogance”. Zij stelt dat racisme onder meer inhoudt dat witte mensen een positieve beeldvorming hebben over witte mensen, terwijl de beeldvorming ten aanzien van “de geracialiseerde ander” erg negatief is (zie: White racial frame van Feagin). Deze beeldvorming creëert een gevoel van eigengerechtigdheid omdat er vaak een visie bestaat dat succes voortkomt uit hard werken, terwijl privileges ontkend worden. Boodschappen van witte superioriteit zitten verborgen (en vaak niet verborgen) in onze schoolboeken, in onze perspectieven over geschiedenis, in media en reclame, in onze rolmodellen, onze visies over wat goede scholen of buurten zijn, in religieuze iconografie, in tv-programma’s en films, etc.

DiAngelo stelt dat diverse factoren, zoals onderwijs, betrokkenheid en bescheidenheid, noodzakelijk zijn om white fragility tegen te gaan. Zij is van mening dat witte mensen bereid moeten zijn om pijn en ongemak te voelen ten aanzien van hun eventuele gevoelens van superioriteit. Witte mensen zouden hun wit privilege onder ogen moeten komen, stelt DiAngelo. Ook is het van belang om de eigen geracialiseerde identiteit te erkennen en daarnaast te herkennen dat witte mensen vanuit hun sociale positie onvoldoende zicht hebben op racisme en witte suprematie. Daarom is het belangrijk dat witte mensen meer begrip krijgen voor de ervaringen van zwarte personen en niet-zwarte personen van kleur en bereid zijn om naar hen te luisteren. Racisme tegengaan vergt actief handelen van witte mensen (“educate and act”).

Bronnen