Marronage was de ultieme vorm van actief verzet tegen de slavernij, dat begonnen is met de kolonisering van het Caraïbisch gebied en delen van Zuid-Amerika, aan het begin van de zestiende eeuw en duurde tot ver in de negentiende eeuw. Het woord marronage werd gebruikt om de vlucht van de plantages te omschrijven. De tot slaafgemaakten die erin slaagden zichzelf te bevrijden van een leven in slavernij en in vrijheid een nieuw bestaan op te bouwen, worden marrons genoemd. Over de herkomst van het woord marron bestaan verschillende theorieën. De meest voor de hand liggende theorie is dat de term afgeleid is van het woord cimarrón, dat de Spanjaarden gebruikten om loslopend of weggelopen vee aan te duiden. Het mag daarom duidelijk zijn dat deze term toe is aan vernieuwing. Het aantal marrons verschilde van groepen bestaande uit enkelen of tientallen tot grote nederzettingen met honderden of soms wel duizenden inwoners. Met name in bosrijke gebieden slaagden de marrons erin om zelfvoorzienende nederzettingen op te richten. De grootste marronnederzetting was Palmares en lag in Brazilië. Palmares had op haar hoogtepunt maar liefst 18.000 tot 20.000 inwoners, bestaande uit marrons, inheemsen en enkele Portugezen, en heeft bijna een eeuw bestaan.

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen petit marronage en grande marronage. Petit marronage werd gebruikt om diegenen aan te duiden die tot aan een maand afwezig waren van de plantages. Individuen en kleine groepen tot slaafgemaakten onttrokken zich van de plantage zonder de directe intentie zich definitief diep in het binnenland te vestigen. De afwezigheid was meestal een tijdelijke actie, of soms een vorm van werkstaking in de hoop op betere arbeidsomstandigheden. Ondanks de tijdelijke aard van petit marronage, viel op te maken dat de macht van de onderdrukker zijn beperkingen had. Er werd van grande marronage gesproken wanneer de tot slaafgemaakten niet terugkeerden naar de plantage en in het binnenland eigen nederzettingen stichtten. Vanaf het binnenland vochten zij tegen het plantagesysteem. Zij bleken in staat te zijn hun aantallen op peil te houden tijdens het actieve verzet tegen hun onderdrukkers.

Hoe was het mogelijk dat de marrons vaak succesvol waren in het verzet tegen de koloniale troepen, terwijl zij vrijwel altijd sterk in de minderheid waren? De minderheidspositie waarin de marrons verkeerden, dwong hen ertoe om creatief oorlog te voeren. Oorlogstactieken werden door de marrons tot een hoog niveau ontwikkeld. Zo maakten de marrons onderling gebruik van geheime communicatiemiddelen, zoals onder andere koehoorns waar zij op bliezen, drums en het imiteren van vogelgezang met boodschappen erin verwerkt. In tegenstelling tot de koloniale troepen, pasten de marrons zich aan de omgeving aan. Door zich te vermommen, waren zij vrijwel onherkenbaar in jungleachtige terreinen. Het camoufleren werd meestal in combinatie met verassingsaanvallen gebruikt. Marrons waren uitstekende strijders, omdat zij de mogelijkheid hadden een militaire organisatie te creëren. Ook hadden zij de mogelijkheid om de overgeleverde en aangeleerde gevechtstechnieken op dagelijkse basis te trainen. Zij hadden hierbij een voorsprong op de tot slaafgemaakten die in verzet kwamen op de plantage. Bij een dergelijke opstand hing alles af van één aanval, terwijl de marrons door middel van trainingen in staat waren te leren van eventuele fouten. Door jarenlang te trainen, experimenteren en de tactieken toe te passen in de strijd, werden de gevechtstechnieken tot een hoog niveau gebracht.

De koloniale troepen werden telkens herinnerd aan de beperkingen van hun macht, al helemaal in bosrijke gebieden, op onbekend grondgebied. In Jamaica vonden er maar liefst twee marronoorlogen plaats, waarvan één zelfs negen jaar heeft geduurd. De kleine overwinningen van de kolonisten stonden niet meer in verhouding met de prijs die zij ervoor betaalden. Veel Europese soldaten kwamen om in de strijd, om maar niet te spreken over het geld dat het de onderdrukkers gekost heeft. Steeds meer kolonisten deelden dezelfde mening: de strijd tegen de marrons had geen voordelen en een vredesverdrag zou waarschijnlijk de enige oplossing zijn om de rust terug te laten keren. Ruim een eeuw voor de afschaffing van de slavernij zijn vredesverdragen met marrons in meerdere landen getekend.

Het zich onttrekken aan het koloniale systeem heeft ervoor gezorgd dat de marrongemeenschappen hun eigen identiteit, in sommige gevallen zelfs hun eigen taal, hebben behouden. Tegenwoordig zijn er nog steeds marrongemeenschappen te vinden in de Caraïben, Centraal- en Zuid-Amerika, waarvan een grote groep in Suriname en Frans-Guyana woont. Het is onmogelijk om een goed beeld te kunnen geven van de marroncultuur in enkele alinea’s. Er zijn nog zoveel interessante aspecten aan deze geschiedenis die het bespreken waard zijn. Gelukkig is er veel informatie beschikbaar over de marrongeschiedenis en – cultuur, waaronder het volgende:

Bronnen

  • Carey, B. (1997). The Maroon Story. The Authentic and Original History of the Maroons in the History of Jamaica 1490-1880. Gordon Town: Agouti Press.
  • Dragtenstein, F. (2009). Alles voor de vrede. De brieven van Boston Band tussen 1757 en 1763. Amsterdam: NiNsee/Amrit.
  • Price, R. (ed.) (1996) Maroon societies: Rebel Slave Communities in the Americas. Baltimore: The John Hopkins University Press.
  • Stripriaan, A. & Polimé, T. (2009). Kunst van Overleven. Marroncultuur uit Suriname. Amsterdam: KIT Publishers.
  • Thompson, A. O. (2006). Flight to Freedom. African Runaways and Maroons in the Americas. Kingston, Jamaica: University of West-Indies Press.
  • Akwantu: the Journey – Documentaire, geproduceerd voor Roy T. Anderson, 2012.