Een onderzoek naar de invloed van het discriminerende Amsterdamse huisvestingsbeleid gericht op Surinamers in de jaren zeventig op de huidige etnische segregatie in Amsterdam.

Inleiding

In Nederland is wonen een sociaal goed. Middels de invoering van de Woningwet in 1901 werd het recht op huisvesting voor alle Nederlandse staatsburgers geïnstitutionaliseerd. Huisvesting is sindsdien het terrein van de Nederlandse overheid (Ronald, 2016). Het recht op huisvesting is echter niet vanzelfsprekend voor iedere Nederlander. Uit onderzoek is gebleken dat post-koloniale immigranten in Nederland vaak niet vrijuit konden wonen waar gewenst: zij werden uitgesloten van potentiële huisvesting, ondanks hun Nederlandse staatsburgerschap (Jansen, 2006). De huisvesting van Surinamers in Amsterdam in de jaren zeventig is hier een stuitend voorbeeld van. Surinamers werden formeel en informeel van onderdak uitgesloten in verscheidene wijken in Amsterdam onder het zogeheten spreidingsbeleid, dat trachtte etnische groepen over de stad te spreiden (Heilbron, 2017; Reubsaet et al., 1982). Ondanks dat er in bepaalde wijken woonruimte beschikbaar was, werden deze woningen vaak niet toegewezen aan Surinamers op basis van hun huidskleur (Jansen, 2006).

In deze paper wordt aan de hand van het Zwartboek “Gesloten Wijken” van Overleggroep Pensions uit 1978 onderzocht hoe de Nederlandse overheid en Amsterdamse gemeente hebben opgetreden ten tijde van de immigratie van Surinamers naar Nederland in de jaren zeventig. Tevens wordt uiteengezet hoe het discriminerende spreidingsbeleid in Amsterdam bijdroeg aan de concentratie van Surinamers in de Bijlmer. Vervolgens wordt onderzocht hoe dit uitsluitende huisvestingsbeleid de huidige raciale en etnisch gesegregeerde context van Amsterdam en specifiek de Bijlmer heeft beïnvloed, hoewel hier in academische literatuur weinig tot geen bewustzijn over is. De onderzoeksvraag die in deze paper centraal staat is als volgt: “Wat is de invloed van het discriminerende Amsterdamse spreidingsbeleid gericht op Surinamers in de jaren zeventig op de huidige etnische segregatie in Amsterdam?”

In hoofdstuk 1 van deze paper wordt een theoretisch kader uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt de migratie van Surinamers naar Nederland in de jaren zeventig beschreven met een focus op huisvesting. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aan de hand van Zwartboek “Gesloten Wijken” (Overleggroep Pensions, 1978) de invloed van het huisvestingsbeleid op vestigingspatronen van Surinamers in Amsterdam onderzocht. Hoofdstuk 3 betrekt de gevolgen van dit beleid op de huidige etnische segregatie in Amsterdam. Hoofdstuk 4 onderzoekt waarom er weinig bewustzijn is over dit discriminerende huisvestingsbeleid in het hedendaagse academische discours. Ten slotte volgt een conclusie en aanbeveling voor vervolgonderzoek.

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

1.1 Discourse of othering

Diverse groepen immigranten en hun nakomelingen hebben in Nederland te maken met het politieke discourse of othering wegens een andere etnisch-culturele achtergrond (Jones, 2014; Turper et al., 2015). Jones (2014) beargumenteert hoe dit discours onderscheid maakt tussen de ‘echte’ en ‘onechte’ Nederlander. De politieke wilskracht en onderliggende machtsrelaties achter de discourse of othering produceren in- of uitsluiting van immigranten van het nationale burgerschap. Zo zijn post-koloniale immigranten, hoewel zij al jaren het Nederlandse burgerschap hadden, vanaf hun aankomst in Nederland geframed als vreemdelingen binnen de Nederlandse staat. Zij werden niet als competente of permanente leden van de Nederlandse samenleving beschouwd en als fundamenteel anders gezien. Zo werden post-koloniale immigranten uitgesloten van burgerschap gelijkwaardig aan witte, autochtone Nederlanders (Jones, 2014; Yakusho, 2008). Dit zou hebben geleid tot uitsluitingsmechanismen welke zich afspelen op het terrein van huisvesting (Jansen, 2006).

1.2 De relatie tussen huisvesting en immigratie

In Nederland is wonen een recht voor iedereen (Ronald, 2016). De relatie tussen huisvesting en immigratie is echter complex. Omdat huisvesting een schaars goed is en tevens een levensbehoefte, blijkt huisvesting niet vanzelfsprekend te zijn voor iedere Nederlander (Jansen, 2006). De beschikbaarheid van woonruimte kan gezien worden als een manier om de houding van de ontvangende samenleving te onderzoeken (Penninx, 2001). Of immigranten welkom zijn op de Nederlandse woningmarkt vormt volgens Jansen (2006) een toetssteen voor de beschikbaarheid van fysieke ruimte, maar ook of immigranten in de ontvangende samenleving gewenst zijn. De woningmarkt van de ontvangende samenleving blijkt immigranten uit te sluiten vanuit een onbereidheid te delen, die geworteld is in het idee dat immigranten etnisch-cultureel ‘anders’ zijn dan de dominante, autochtone groep. Zo blijken post-koloniale immigranten getuige te zijn geweest van wetten en beleid die hen uitsloten van huisvesting. Post-koloniale immigranten zijn vaak in woningen geplaatst waar de Nederlandse overheid hen wilde hebben – en niet waar deze Nederlandse staatsburgers met een immigratieachtergrond zelf wensten te wonen (Jansen, 2006).

1.3 Residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie: keuze versus discriminatie
Residentiele etnische segregatie omvat de onevenredige ruimtelijke verdeling op buurtniveau van individuen naar etniciteit (Kershaw et al., 2013). Residentiele etnische segregatie wordt volgens Dill & Jirjahn (2014) op twee verschillende manieren geconceptualiseerd. Enerzijds als self-sorting, waarbij de vrije keuze van etnische groepen, in deze paper Surinamers, om in een bepaalde buurt te wonen centraal staat. De andere visie op etnische segregatie is discriminatie: volgens deze redenering worden etnische groepen in wetten en beleid gediscrimineerd en hierdoor gedwongen in bepaalde buurten te wonen, wat tot etnische concentratie leidt. Onderwijssegregatie, waarmee in deze paper op etnische segregatie in het basisonderwijs wordt gedoeld, bestaat wanneer verschillende etnische groepen leerlingen onevenredig zijn verdeeld tussen basisscholen (Sykes et al., 2011: p.83). Omdat de etnische samenstelling van de buurt waarin een school gelegen is invloed heeft op de etnische samenstelling van deze school, zijn residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie nauw met elkaar verbonden (Boterman, 2013).

 

Hoofdstuk 2: Het spreidingsbeleid: Huisvesting voor iedereen?

2.1 Migratie en huisvesting van Surinamers

Migratie

Migratie vanuit Suriname naar Nederland was tot en met de jaren vijftig gering: er was sprake van sporadische migratie, voornamelijk vanuit werkmotieven. Vanaf de jaren zeventig kwam er een sterke groei in de (gezins)migratie van Surinamers naar Nederland (Van Amersfoort, 2010). In deze periode werd onderhandeld over de onafhankelijkheid van Suriname. De angst voor een migratiestop, waardoor vrij reizen naar Nederland onmogelijk zou worden, leidde uiteindelijk tot een sterke influx van immigranten (Buettner, 2018). In 1975 werd Suriname onafhankelijk en bleef het immigratieaantal stijgen tot in de jaren tachtig (Abdou, 2017). De populatie Nederlanders met een Surinaamse achtergrond groeide van 28.000 in 1970 naar 190.000 in 1980. Er heerste onrust binnen de Nederlandse overheid over de stijgende immigratieaantallen, waarbij culturele verschillen tussen Surinamers en autochtone Nederlanders in het politieke discours werden benadrukt (Jones, 2014).

Huisvesting

De toenemende migratiestromen in de jaren zeventig oefenden grote druk uit op de beschikbaarheid van huisvesting voor Surinaams-Nederlandse staatsburgers, die grotendeels naar Randstedelijke gemeenten trokken (Vermeulen & Penninx, 2000). De opvang van Surinamers werd als een groeiend probleem gezien. Vanuit de Nederlandse overheid was er weinig steun voor het huisvesten van mensen met een Surinaamse achtergrond. Het ministerie van Volkshuisvesting was tegenstander van de rijksverantwoordelijkheid voor de huisvesting van Surinamers, omdat Surinamers niet ‘gedwongen’ vertrokken, zoals wel het geval zou zijn bij Indonesiërs. De verantwoordelijkheid voor huisvesting werd bij lokale gemeenten gelegd (Jansen, 2006). Het tekort aan huisvesting voor Surinamers groeide ondertussen gestaag. Veel Surinamers woonden onder erbarmelijke omstandigheden in pensions, met weinig zicht op een woning. Onder het spreidingsbeleid, wat in 1974 werd ingevoerd, werden Surinamers over het land verspreid (Reubsaet et al., 1982). Hoewel gesproken wordt van vrijwillige spreiding, was er weinig keus voor Surinamers om te wonen waar gewenst. Velen spreken dan ook van gedwongen spreidingsbeleid, wat ook van kracht was in steden als Amsterdam (Jansen, 2006).

2.2 Het spreidingsbeleid: Gesloten wijken in Amsterdam

Een groot deel van de Surinamers, voornamelijk Creoolse immigranten, vestigden zich gedurende de jaren zeventig in Amsterdam. Er blijkt in deze tijd sprake te zijn geweest van een discriminerend huisvestingsbeleid. In Zwartboek “Gesloten Wijken” van Overleggroep Pensions uit 1978, te vinden in de collectie van The Black Archives, wordt dit discriminerende spreidingsbeleid gepresenteerd in een verzameling krantenartikelen en beleidsstukken (zie figuur 2). Volgens de welzijnsorganisaties en actiegroepen achter het Zwartboek was er sprake van een “aarzelend en falend huisvestingsbeleid van het Gemeentebestuur” dat discriminerend van aard was (Overleggroep Pensions, 1978: p.3). In het Zwartboek valt te lezen hoe acht Amsterdamse wijken, maar ook specifieke straten en portieken, gesloten waren voor Surinaams-Nederlandse burgers en andere etnische minderheden (zie figuur 3). Gedurende de jaren zeventig was er bij gemeenten angst voor concentratie van etnische minderheden in stedelijke gebieden. Dit zou zogeheten‘getto- vorming’ ontketenen, wat de sociale integratie van immigranten zou belemmeren (Deurloo & Musterd, 1998). Vanuit de Amsterdamse gemeente werd daarom getracht etnische minderheden over de stad te spreiden, wat praktisch betekende dat niet meer dan één etnisch gezin ‘per trap’ gehuisvest mocht worden (Overleggroep Pensions, 1978: p.2). Hoewel er in bepaalde wijken wel leegstaande woningen waren, werden deze dikwijls niet toegewezen aan Surinamers (Jansen, 2006).

page6image59983280
page6image59986608
page6image59995968
page6image59990352

Paradoxaal genoeg werkte het spreidingsbeleid dat trachtte concentratie van Surinamers en andere etnische groepen tegen te gaan, geheel averechts: het bevorderde juist etnische concentratie in de Bijlmer (Overleggroep Pensions, 1978: p.2). De Bijlmer, een woonwijk in Zuid-Oost, werd in de jaren zestig ontwikkeld voor families uit de middenklasse. De autochtone Amsterdamse bevolking toonde echter weinig interesse in de Bijlmer wegens relatief hoge huren (Abdou, 2017). Woningbouwverenigingen kampten met grootschalige leegstand. In 1971 stelden enkele woningbouwverenigingen leegstaande flats open voor Surinamers. Veel Surinamers vestigden zich toen in deze flats, wat een schrikbeeld vormde voor de woningbouwvereniging en gemeente uit angst voor getto-vorming (Dekker, 2016). De Bijlmer werd vervolgens een ‘gesloten’ wijk voor Surinamers op basis van het spreidingsbeleid (Overleggroep Pensions, 1978). In 1974 verhuurden de woningbouwcorporaties in de Bijlmer maximaal 10 tot 15% van de woningen aan etnische minderheden (Jansen, 2006). Omdat Surinamers vaak geen huisvesting kregen toegewezen en in slechte omstandigheden in pensions moesten verblijven, zochten zij naar een noodoptie: kraken. In de zomer van 1974 werden bijvoorbeeld honderd leegstaande flatwoningen in de Bijlmer gekraakt. Deze flat, de Gliphoeve, werd uiteindelijk voor 90% door Surinamers bewoond (Dekker, 2016). Het proces van kraken en vestigen leidde uiteindelijk tot een sterke concentratie van Surinamers in de Bijlmer.

 

Hoofdstuk 3: Huidige etnische segregatie in Amsterdam en de Bijlmer

3.1 Etnische segregatie in Amsterdam

Zoals hierboven besproken, heeft het discriminerende spreidingsbeleid tot geconcentreerde vestiging van Surinamers in de Bijlmer geleid. Tot op de dag van vandaag zien we dit terug in de huidige raciale en gesegregeerde orde van Amsterdam. Deze stad wordt gekenmerkt door residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie. In 1997 had 9,4% van de Amsterdamse populatie een Surinaamse achtergrond. Hiervan woonde 59% in concentratiegebieden (Musterd & Smakman, 2000). Deze concentraties werden veelal in de Bijlmer aangetroffen, zoals te zien op de kaart in figuur 4. In 2017 woonden er 65.401 Surinamers in Amsterdam, waarvan 16.332 in de Bijlmer. Ongeveer 31% van de bewoners van Bijlmer-Oost en Bijlmer-Centrum heeft een Surinaamse achtergrond (OIS, 2017). Er zijn geen andere Amsterdamse buurten waar Surinamers meer dan 14% van de totale bevolking uitmaken (Sleutjes & Ooijevaar, 2016). Dit wordt geïllustreerd op de kaart in figuur 5. Er blijkt daarom nog altijd een disproportionele concentratie van Nederlanders met een Surinaamse achtergrond in de Bijlmer te wonen in vergelijking tot andere Amsterdamse wijken.

page8image59949264

page9image59955504page9image59952800

page9image59963200

Tevens vindt men tot op heden een sterke concentratie van gesegregeerd niet-westerse scholen in de Bijlmer, oftewel scholen met een disproportioneel hoog percentage niet- westerse leerlingen (OIS, 2016). Op de kaart in figuur 6 is te zien dat er veel niet-westers gesegregeerde scholen in de Bijlmer zijn. Zoals besproken heeft residentiele etnische segregatie invloed op onderwijssegregatie: de wijk waarin een school gelegen is weerspiegelt gewoonlijk de etnische samenstelling van deze wijk. In Amsterdam is 80% van de basisscholen een afspiegeling van de etnische samenstelling van de zogeheten ‘buurtcombinatie’, wat in figuur 7 wordt geïllustreerd (OIS, 2016). Hierdoor kan gesteld worden dat de gesegregeerd niet-westerse basisscholen in de Bijlmer een disproportioneel hoog aantal Surinaamse leerlingen hebben in vergelijking tot basisscholen in andere Amsterdamse wijken. Daarmee is sprake van onderwijssegregatie in de Bijlmer.

page9image59951552page9image59962992

page10image60009232

page10image60001952

3.2 De gevolgen van etnische segregatie in Amsterdam

Residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie vormen een maatschappelijk probleem. Residentiele etnische segregatie is problematisch omdat er zogeheten ‘buurteffecten’ optreden, wat inhoudt dat het wijkmilieu de individuele levenskansen van wijkbewoners negatief kan beïnvloeden (Sharkey & Faber, 2014). Wanneer residentiele segregatie door discriminatie is aangedreven, kan de toegang tot werkkansen en lokale publieke voorzieningen van immigranten verhinderd worden (Dill & Jirjahn, 2014). Residentiele segregatie versterkt sociale exclusie, daar verschillende etnische groepen nauwelijks met elkaar in contact komen. Integratie wordt hierdoor bemoeilijkt omdat immigranten minder support van autochtone Nederlanders kunnen krijgen (Ham & Tammaru, 2016). Etnische segregatie in het onderwijs zou eveneens sociale integratie belemmeren en negatieve beeldvorming tussen leerlingen van verschillende etnische groepen opwekken door een gebrek aan contact (Sykes et al., 2011). Daarnaast zou de kwaliteit van onderwijs fluctueren tussen (niet)-westers gesegregeerde of juist gemengde scholen. Hierdoor leidt onderwijssegregatie tot ongelijke kansen voor leerlingen om kennis op te doen (Boterman, 2013).

Sociale ongelijkheid wordt gereproduceerd door deze vormen van etnische segregatie. Amsterdam kan niet worden vergeleken met de Verenigde Staten, waar een veel sterkere mate van ruimtelijke segregatie de steden kenmerkt (Musterd & Smakman, 2000). Desalniettemin geven de sociale en ruimtelijke condities in Amsterdam en de Bijlmer reden tot zorg: het reduceren van obstakels om een gelijkwaardige positie van alle Amsterdammers te behalen in een level-playing field, ongeacht ieders (immigratie)achtergrond, wordt door de segregatie belemmerd. Ondertussen groeit de ruimtelijke ongelijkheid: enerzijds door deregulering van de Amsterdamse sociale huursector, anderzijds kiezen hoogopgeleide, witte ouders er steeds vaker voor hun kinderen op gesegregeerd westerse scholen te plaatsen, ook buiten de eigen woonwijk (Boterman & Van Gent, 2015; Boterman, 2013). De gemeente moet daarom flink aan het werk om groeiende residentiele- en onderwijssegregatie tegen te gaan, waarbij bewustzijn over het discriminerende spreidingsbeleid, dat de historische oorsprong van deze etnische segregatie vormt, van belang is.

 

Hoofdstuk 4: The past is the past because of the present: De noodzaak van erkenning van het verleden

4.1 Het academische discours in relatie tot het discriminerende spreidingsbeleid

Het discriminerende spreidingsbeleid uit de jaren zeventig lijkt in ieder geval deels verantwoordelijk te zijn voor de huidige raciale en gesegregeerde context van Amsterdam. Is er echter wel bewustzijn over de historische oorsprong van de concentratie van Surinamers in de Bijlmer onder academici?

In het theoretisch kader is toegelicht dat er twee verschillende visies op etnische segregatie zijn: vrije keuze versus discriminatie. Het academische discours omtrent etnische segregatie legt dikwijls de nadruk op vrije keuze van etnische minderheden om te wonen en naar school te gaan waar gewenst (Münch, 2009). Er lijkt weinig bewustzijn te zijn over racistische praktijken die segregatie in de hand hebben gewerkt. Een kleine discours analyse laat zien dat academische artikelen omtrent de etnische segregatie in Amsterdam geen aandacht besteden aan de racistische huisvestingspraktijken gedurende de jaren zeventig. Zo schrijven Deurloo & Musterd (2000) over de concentratie van Surinamers in de Bijlmer:

page11image60011728

Ook meer recente artikelen noemen het spreidingsbeleid niet. Abdou (2017) schrijft over de vestiging van Surinamers in de Bijlmer:
page11image60006944

Vrije keuze en gelijkwaardige toewijzing van huisvesting voor Surinamers staat in deze citaten centraal. Racistische huisvestingspraktijken uit de jaren zeventig lijken te zijn vergeten. Hoe kan het dat het spreidingsbeleid, wat principieel onaanvaardbaar was omdat het staatsburgers op basis van hun etniciteit uitsloot, niet wordt erkend in de academische wereld?

4.2 Racistische huisvestingspraktijken: What happened and what is said to have happened
Geschiedschrijving is neutraal noch objectief, maar wordt bepaald door een zogeheten dominant narratief dat door de tijd wordt gereproduceerd. Dit narratief is dat wat men bewust of onbewust als de waarheid ziet. Enkel de ervaringen van de groepen die tot de geconstrueerde nationale gemeenschap behoren zijn belangrijk voor het dominante narratief (Eargle, 2015). Het spreidingsbeleid was in de jaren zeventig grotendeels geheim en informeel – het is bijna nooit expliciet benoemd dat etnische groepen werden uitgesloten op basis van hun huidskleur (Overleggroep Pensions, 1978). Surinamers zijn geen deel geweest van het besluitvormingsproces omtrent dit beleid, omdat zij niet als volwaardige, competente of permanente Nederlandse staatsburgers werden beschouwd (Overleggroep Pensions, 1978; Jones 2014). Ervaringen van Surinamers werden zo verzwegen en onbelangrijk geacht voor het dominante narratief over dit huisvestingsbeleid. Desalniettemin zag men in de praktijk hoe het beleid etnische groepen uitsloot van huisvesting. Tot op heden is de erkenning van deze discriminerende wetten en beleid niet in het belang van de machtspositie van autochtone Nederlanders, welke de dominante sociale groep vormen die bepaalt wat er wel en niet in het dominante narratief wordt verteld (Eargle, 2015). Dit zien we terug in bovenstaande citaten, waar de vrije keuze van Surinamers wordt aangehaald om de historische wortels van segregatie in Amsterdam te analyseren, ook al is dit incorrect. Op deze manier lijken autochtone Nederlanders de “social forgetting” van racistische huisvestingspraktijken te bewerkstelligen (zie Weiner, 2014). Het dominante narratief omtrent dit beleid stopt de historische oorsprong van de etnische segregatie in Amsterdam in de doofpot. Men reproduceert een narratief dat racistische praktijken buiten beeld laat, waarmee er een verschil is tussen dat wat er gebeurd is, en dat wat er wordt gezegd dat er is gebeurd (Trouillot, 1995). Alternatieve narratieven die de dominante geschiedschrijving, machtsstructuren en onderdrukking van Surinamers op de proef stellen, lijken te worden verzwegen (zie Eargle, 2015). Nochtans is er een grote noodzaak in de erkenning van deze racistische huisvestingspraktijken, omdat de segregatie die hierdoor is veroorzaakt sociale ongelijkheid reproduceert, die tot op heden tastbare gevolgen heeft voor Surinamers en andere etnische groepen in Amsterdam.

 

Conclusie

In deze paper is uiteengezet dat de relatie tussen huisvesting en immigratie complex is. Post-koloniale immigranten zijn vaak geconfronteerd met uitsluitende wetten en beleid op het gebied van huisvesting. Om deze theoretische notie nader te onderzoeken, is aan de hand van Zwartboek “Gesloten Wijken” onderzocht hoe de Nederlandse overheid en Amsterdamse gemeente hebben opgetreden op het gebied van woningverstrekking aan Surinamers in de jaren zeventig. Hierbij is gebleken dat gedurende deze periode in de Bijlmer een sterke concentratie van Surinamers ontstond, omdat woningbouwverenigingen en de gemeente er discriminerende huisvestingspraktijken op nahielden.

De hoofdvraag van deze paper luidt: “Wat is de invloed van het discriminerende Amsterdamse spreidingsbeleid gericht op Surinamers in de jaren zeventig op de huidige etnische segregatie in Amsterdam?”

Tot op heden heeft het discriminerende spreidingsbeleid uit de jaren zeventig gevolgen voor de huidige gesegregeerde context van Amsterdam. Er blijkt sprake te zijn van residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie in Amsterdam, waarbij Surinaamse wijkbewoners en leerlingen disproportioneel in de Bijlmer geconcentreerd zijn in vergelijking tot andere wijken. Dit komt overeen met de concentratiepatronen uit de jaren zeventig, waarmee het spreidingsbeleid de huidige etnische segregatie in Amsterdam heeft beïnvloed op het gebied van residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie. Deze vormen van etnische segregatie zijn problematisch omdat ze sociale integratie belemmeren en bestaande sociale ongelijkheid reproduceren. Met het oog op de groeiende ruimtelijke ongelijkheid in Amsterdam vormt de segregatie in de Bijlmer een belangrijke kwestie. Onder academici blijkt echter weinig bewustzijn over de discriminerende huisvestingspraktijken gedurende de jaren zeventig, terwijl deze de historische oorsprong van de huidige segregatie in de Bijlmer vormen. Er lijkt sprake van ‘social forgetting’ van racistische praktijken: een dominant narratief verzwijgt dit ronduit racistische huisvestingsbeleid ten behoeve van de autochtone, dominante groep. Erkenning van de historische wortels van deze segregatie is echter noodzakelijk voor een adequaat beleid dat de groeiende ruimtelijke ongelijkheid adresseert. Men moet de Amsterdamse etnische segregatie als het gevolg van vrije keuzes herzien tot de consequentie van discriminatie.

Een aanbeveling is om onderzoek naar racistische huisvestingspraktijken voort te zetten, ook in andere nationale contexten. Naar alle waarschijnlijkheid hielden andere Europese landen, die na de onafhankelijkheid een toestroom van post-koloniale immigranten ontvingen, er een soortgelijk discriminerend huisvestingsbeleid op na. Er moet ruimte gecreëerd worden voor alternatieve narratieven om racistische praktijken, die het dominante narratief buiten beeld laat, bloot te leggen. Middels alternatieve narratieven zijn we beter in staat om de huidige raciale context en sociale ongelijkheid te begrijpen en onderdrukte groepen zich geïncludeerd te laten voelen in de (Nederlandse) samenleving. Let’s rewrite our collective history.

 

Literatuurlijst

Abdou, A. (2017). Exploring notions of fair practice in urban renewal and the position of post-colonial citizens in Amsterdam’s Bijlmer. Journal of European Studies 47(2), pp. 190-202.

Van Amersfoort, J.M.M. (2010). ‘Van William Kegge tot Ruud Gullit. De Surinaamse migratie naar Nederland: Realiteit, beeldvorming en beleid’. Tijdschrift voor Geschiedenis, 100(1987), pp. 475-490.

Boterman, W. & Van Gent, W. (2015). Segregatie in Amsterdam Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 3, pp. 34-39.

Boterman, W. & Van Gent, W. (2015). Dealing with Diversity: Middle-class Family Households and the Issue of ‘Black’ and ‘White’ Schools in Amsterdam. Urban Studies 50(6), pp.1130-1147.

Buettner, E. (2018, 20 november). College 3: Onafhankelijkheid, dekolonisatie en migratieCollege van de BA-cursus Afro-Nederlandse Studies. Universiteit van Amsterdam.

Dekker, D. (2016) De Betonnen Droom. Amsterdam: Thomas Rap.

Deurloo, M. C., & Musterd, S. (1998). Ethnic Clusters in Amsterdam, 1994-96: A Micro-area Analysis. Urban Studies 35(3), pp. 385–396.

Deurloo, M.C. & Musterd, S. (2000). Residential Profiles of Surinamese and Moroccans in Amsterdam. Urban Studies 38(3), pp. 467-485.

Dill, V. & Jirjahn, U. (2014). Ethnic residential segregation and immigrants’ perceptions of discrimination in West Germany. Urban Studies 51(16), pp. 3330–3347.

Eargle, J. (2015). The dominant narrative of slavery in South Carolina’s history standards.The Journal of Social Studies Research 40 (2016), pp. 295-307.

Eeles, D. (2017). Etnische segregatie in het basisonderwijs in Amsterdam. Deel van BA-cursus Ruimtelijk Analyseren met GIS. Universiteit van Amsterdam.

Ham, M. van, & Tammaru, T. (2016). New perspectives on ethnic segregation over time and space. A domains approach. Urban Geography 37(7), pp. 953-962.

Heilbron, M. (2017, 14 oktober). ‘Niet voor Surinamers.’ Amsterdam sloot complete wijken voor niet-witte Nederlanders (online). Geraadpleegd van https://decorrespondent.nl/7450/niet- voor-surinamers-amsterdam-sloot-complete-wijken-voor-niet-witte- nederlanders/284181211050-00d1b095

Jansen, J. (2006) Bepaalde Huisvesting: Een Geschiedenis van Opvang en Huisvesting van Immigranten in Nederland, 1945-1995 Amsterdam: Aksant.

Jones, G. (2014). Biology, Culture, “Postcolonial Citizenship” and the Dutch Nation, 1945– 2007. Dutch Racism 27, pp. 315–336.

Linder, L. (2002). Ruimtelijke segregatie van afkomstgroepen in Den Haag. Den Haag: Bureau Discriminatiezaken.

Münch, S. (2009). “It’s All in the Mix”: Constructing Ethnic Segregation as a Social Problem in Germany. Journal of Housing and the Built Environment 24(4), pp. 441-55.

OIS Amsterdam (2016). Segregatie in het Amsterdamse onderwijsAmsterdam: OIS Amsterdam.

OIS Amsterdam (2017). Gebiedsanalyse Bijlmer-Oost en Bijlmer-Centrum. Amsterdam: OIS Amsterdam.

Overleggroep Pensions (1978). Zwartboek “Gesloten Wijken.” Overleggroep Pensions: Amsterdam.

Penninx, R. (2001). Immigrants and the dynamics of social exclusions – Lessons for anti- discrimination policies, in Lindo, F. & Niekerk, van M. (eds), Dedication and detachment. Essays in honour of Hans Vermeulen. Het Spinhuis: Amsterdam, pp. 193-211.

Reubsaet, T., Kropman, J. & Van Mulier, L. (1982). Surinaamse migranten in Nederland. De positie van Surinamers in de Nederlandse samenleving. Instituut voor Toegepaste Sociologie: Nijmegen.

Ronald, R. (2016, z.d.). Un-mixing Communities in the Social Rented City (online). Geraagdpleegd van: https://www.birmingham.ac.uk/Documents/college-social- sciences/social-policy/SPSW/Housing/2016/conference-presentations/social-housing-richard- ronald.pdf

Sharkey, P. & Faber, J.W. (2014). Where, When, Why, and For Whom Do Residential Contexts Matter? Moving Away from the Dichotomous Understanding of Neighborhood Effects. The Annual Review of Sociology 40, pp. 559-79.

Sleutjes, B. & Ooijevaar, J. (2016). Segregatie op kleine schaal: Surinamers in Amsterdam en Turken in Almelo. Demos: bulletin over bevolking en samenleving 32(10), pp.4-7.

Sykes, B., Kuyper, H. & Musterd, S. (2011) Meervoudige segregatie: Buurtcompositie, schoolcompositie en onderwijsongelijkheid, in Donkers, J. (ed.) Goede bedoelingen in het onderwijs: Kansen en missers. Amsterdam: Amsterdam University Press, pp. 81 – 104.

Trouillot, M.R. (1995).Silencing the Past: Power and the Production of History. Beacon Press: Boston.

Turper, S., S. Iyengar, K. Aarts, & van Gerven, M. (2015). Who is Less Welcome? The Impact of Individuating Cues on Attitudes towards Immigrants. Journal of Ethnic and Migration Studies 41(2), pp. 239-259.

Vermeulen, H. & Penninx. R. (2000). Immigrant Integration. The Dutch Case. Amsterdam: Het Spinhuis.

Weiner, M. (2014). (E)racing Slavery: Racial Neoliberalism, Social Forgetting and Scientific Colonialism in Dutch Primary School History Textbooks. Du Bois Review: Social Science Research on Race 11(2), pp. 329-351.

Yakushko, O. (2008). Xenophobia. The Counseling Psychologist 37(1), pp. 36-66.