Een onderzoek naar de invloed van het discriminerende Amsterdamse huisvestingsbeleid gericht op Surinamers in de jaren zeventig op de huidige etnische segregatie in Amsterdam.
Inleiding
In Nederland is wonen een sociaal goed. Middels de invoering van de Woningwet in 1901 werd het recht op huisvesting voor alle Nederlandse staatsburgers geïnstitutionaliseerd. Huisvesting is sindsdien het terrein van de Nederlandse overheid (Ronald, 2016). Het recht op huisvesting is echter niet vanzelfsprekend voor iedere Nederlander. Uit onderzoek is gebleken dat post-koloniale immigranten in Nederland vaak niet vrijuit konden wonen waar gewenst: zij werden uitgesloten van potentiële huisvesting, ondanks hun Nederlandse staatsburgerschap (Jansen, 2006). De huisvesting van Surinamers in Amsterdam in de jaren zeventig is hier een stuitend voorbeeld van. Surinamers werden formeel en informeel van onderdak uitgesloten in verscheidene wijken in Amsterdam onder het zogeheten spreidingsbeleid, dat trachtte etnische groepen over de stad te spreiden (Heilbron, 2017; Reubsaet et al., 1982). Ondanks dat er in bepaalde wijken woonruimte beschikbaar was, werden deze woningen vaak niet toegewezen aan Surinamers op basis van hun huidskleur (Jansen, 2006).
In deze paper wordt aan de hand van het Zwartboek “Gesloten Wijken” van Overleggroep Pensions uit 1978 onderzocht hoe de Nederlandse overheid en Amsterdamse gemeente hebben opgetreden ten tijde van de immigratie van Surinamers naar Nederland in de jaren zeventig. Tevens wordt uiteengezet hoe het discriminerende spreidingsbeleid in Amsterdam bijdroeg aan de concentratie van Surinamers in de Bijlmer. Vervolgens wordt onderzocht hoe dit uitsluitende huisvestingsbeleid de huidige raciale en etnisch gesegregeerde context van Amsterdam en specifiek de Bijlmer heeft beïnvloed, hoewel hier in academische literatuur weinig tot geen bewustzijn over is. De onderzoeksvraag die in deze paper centraal staat is als volgt: “Wat is de invloed van het discriminerende Amsterdamse spreidingsbeleid gericht op Surinamers in de jaren zeventig op de huidige etnische segregatie in Amsterdam?”
In hoofdstuk 1 van deze paper wordt een theoretisch kader uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt de migratie van Surinamers naar Nederland in de jaren zeventig beschreven met een focus op huisvesting. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aan de hand van Zwartboek “Gesloten Wijken” (Overleggroep Pensions, 1978) de invloed van het huisvestingsbeleid op vestigingspatronen van Surinamers in Amsterdam onderzocht. Hoofdstuk 3 betrekt de gevolgen van dit beleid op de huidige etnische segregatie in Amsterdam. Hoofdstuk 4 onderzoekt waarom er weinig bewustzijn is over dit discriminerende huisvestingsbeleid in het hedendaagse academische discours. Ten slotte volgt een conclusie en aanbeveling voor vervolgonderzoek.
Hoofdstuk 1: Theoretisch kader
1.1 Discourse of othering
Diverse groepen immigranten en hun nakomelingen hebben in Nederland te maken met het politieke discourse of othering wegens een andere etnisch-culturele achtergrond (Jones, 2014; Turper et al., 2015). Jones (2014) beargumenteert hoe dit discours onderscheid maakt tussen de ‘echte’ en ‘onechte’ Nederlander. De politieke wilskracht en onderliggende machtsrelaties achter de discourse of othering produceren in- of uitsluiting van immigranten van het nationale burgerschap. Zo zijn post-koloniale immigranten, hoewel zij al jaren het Nederlandse burgerschap hadden, vanaf hun aankomst in Nederland geframed als vreemdelingen binnen de Nederlandse staat. Zij werden niet als competente of permanente leden van de Nederlandse samenleving beschouwd en als fundamenteel anders gezien. Zo werden post-koloniale immigranten uitgesloten van burgerschap gelijkwaardig aan witte, autochtone Nederlanders (Jones, 2014; Yakusho, 2008). Dit zou hebben geleid tot uitsluitingsmechanismen welke zich afspelen op het terrein van huisvesting (Jansen, 2006).
1.2 De relatie tussen huisvesting en immigratie
In Nederland is wonen een recht voor iedereen (Ronald, 2016). De relatie tussen huisvesting en immigratie is echter complex. Omdat huisvesting een schaars goed is en tevens een levensbehoefte, blijkt huisvesting niet vanzelfsprekend te zijn voor iedere Nederlander (Jansen, 2006). De beschikbaarheid van woonruimte kan gezien worden als een manier om de houding van de ontvangende samenleving te onderzoeken (Penninx, 2001). Of immigranten welkom zijn op de Nederlandse woningmarkt vormt volgens Jansen (2006) een toetssteen voor de beschikbaarheid van fysieke ruimte, maar ook of immigranten in de ontvangende samenleving gewenst zijn. De woningmarkt van de ontvangende samenleving blijkt immigranten uit te sluiten vanuit een onbereidheid te delen, die geworteld is in het idee dat immigranten etnisch-cultureel ‘anders’ zijn dan de dominante, autochtone groep. Zo blijken post-koloniale immigranten getuige te zijn geweest van wetten en beleid die hen uitsloten van huisvesting. Post-koloniale immigranten zijn vaak in woningen geplaatst waar de Nederlandse overheid hen wilde hebben – en niet waar deze Nederlandse staatsburgers met een immigratieachtergrond zelf wensten te wonen (Jansen, 2006).
1.3 Residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie: keuze versus discriminatie
Residentiele etnische segregatie omvat de onevenredige ruimtelijke verdeling op buurtniveau van individuen naar etniciteit (Kershaw et al., 2013). Residentiele etnische segregatie wordt volgens Dill & Jirjahn (2014) op twee verschillende manieren geconceptualiseerd. Enerzijds als self-sorting, waarbij de vrije keuze van etnische groepen, in deze paper Surinamers, om in een bepaalde buurt te wonen centraal staat. De andere visie op etnische segregatie is discriminatie: volgens deze redenering worden etnische groepen in wetten en beleid gediscrimineerd en hierdoor gedwongen in bepaalde buurten te wonen, wat tot etnische concentratie leidt. Onderwijssegregatie, waarmee in deze paper op etnische segregatie in het basisonderwijs wordt gedoeld, bestaat wanneer verschillende etnische groepen leerlingen onevenredig zijn verdeeld tussen basisscholen (Sykes et al., 2011: p.83). Omdat de etnische samenstelling van de buurt waarin een school gelegen is invloed heeft op de etnische samenstelling van deze school, zijn residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie nauw met elkaar verbonden (Boterman, 2013).
Hoofdstuk 2: Het spreidingsbeleid: Huisvesting voor iedereen?
2.1 Migratie en huisvesting van Surinamers
Migratie
Migratie vanuit Suriname naar Nederland was tot en met de jaren vijftig gering: er was sprake van sporadische migratie, voornamelijk vanuit werkmotieven. Vanaf de jaren zeventig kwam er een sterke groei in de (gezins)migratie van Surinamers naar Nederland (Van Amersfoort, 2010). In deze periode werd onderhandeld over de onafhankelijkheid van Suriname. De angst voor een migratiestop, waardoor vrij reizen naar Nederland onmogelijk zou worden, leidde uiteindelijk tot een sterke influx van immigranten (Buettner, 2018). In 1975 werd Suriname onafhankelijk en bleef het immigratieaantal stijgen tot in de jaren tachtig (Abdou, 2017). De populatie Nederlanders met een Surinaamse achtergrond groeide van 28.000 in 1970 naar 190.000 in 1980. Er heerste onrust binnen de Nederlandse overheid over de stijgende immigratieaantallen, waarbij culturele verschillen tussen Surinamers en autochtone Nederlanders in het politieke discours werden benadrukt (Jones, 2014).
Huisvesting
De toenemende migratiestromen in de jaren zeventig oefenden grote druk uit op de beschikbaarheid van huisvesting voor Surinaams-Nederlandse staatsburgers, die grotendeels naar Randstedelijke gemeenten trokken (Vermeulen & Penninx, 2000). De opvang van Surinamers werd als een groeiend probleem gezien. Vanuit de Nederlandse overheid was er weinig steun voor het huisvesten van mensen met een Surinaamse achtergrond. Het ministerie van Volkshuisvesting was tegenstander van de rijksverantwoordelijkheid voor de huisvesting van Surinamers, omdat Surinamers niet ‘gedwongen’ vertrokken, zoals wel het geval zou zijn bij Indonesiërs. De verantwoordelijkheid voor huisvesting werd bij lokale gemeenten gelegd (Jansen, 2006). Het tekort aan huisvesting voor Surinamers groeide ondertussen gestaag. Veel Surinamers woonden onder erbarmelijke omstandigheden in pensions, met weinig zicht op een woning. Onder het spreidingsbeleid, wat in 1974 werd ingevoerd, werden Surinamers over het land verspreid (Reubsaet et al., 1982). Hoewel gesproken wordt van vrijwillige spreiding, was er weinig keus voor Surinamers om te wonen waar gewenst. Velen spreken dan ook van gedwongen spreidingsbeleid, wat ook van kracht was in steden als Amsterdam (Jansen, 2006).
2.2 Het spreidingsbeleid: Gesloten wijken in Amsterdam
Een groot deel van de Surinamers, voornamelijk Creoolse immigranten, vestigden zich gedurende de jaren zeventig in Amsterdam. Er blijkt in deze tijd sprake te zijn geweest van een discriminerend huisvestingsbeleid. In Zwartboek “Gesloten Wijken” van Overleggroep Pensions uit 1978, te vinden in de collectie van The Black Archives, wordt dit discriminerende spreidingsbeleid gepresenteerd in een verzameling krantenartikelen en beleidsstukken (zie figuur 2). Volgens de welzijnsorganisaties en actiegroepen achter het Zwartboek was er sprake van een “aarzelend en falend huisvestingsbeleid van het Gemeentebestuur” dat discriminerend van aard was (Overleggroep Pensions, 1978: p.3). In het Zwartboek valt te lezen hoe acht Amsterdamse wijken, maar ook specifieke straten en portieken, gesloten waren voor Surinaams-Nederlandse burgers en andere etnische minderheden (zie figuur 3). Gedurende de jaren zeventig was er bij gemeenten angst voor concentratie van etnische minderheden in stedelijke gebieden. Dit zou zogeheten‘getto- vorming’ ontketenen, wat de sociale integratie van immigranten zou belemmeren (Deurloo & Musterd, 1998). Vanuit de Amsterdamse gemeente werd daarom getracht etnische minderheden over de stad te spreiden, wat praktisch betekende dat niet meer dan één etnisch gezin ‘per trap’ gehuisvest mocht worden (Overleggroep Pensions, 1978: p.2). Hoewel er in bepaalde wijken wel leegstaande woningen waren, werden deze dikwijls niet toegewezen aan Surinamers (Jansen, 2006).
Paradoxaal genoeg werkte het spreidingsbeleid dat trachtte concentratie van Surinamers en andere etnische groepen tegen te gaan, geheel averechts: het bevorderde juist etnische concentratie in de Bijlmer (Overleggroep Pensions, 1978: p.2). De Bijlmer, een woonwijk in Zuid-Oost, werd in de jaren zestig ontwikkeld voor families uit de middenklasse. De autochtone Amsterdamse bevolking toonde echter weinig interesse in de Bijlmer wegens relatief hoge huren (Abdou, 2017). Woningbouwverenigingen kampten met grootschalige leegstand. In 1971 stelden enkele woningbouwverenigingen leegstaande flats open voor Surinamers. Veel Surinamers vestigden zich toen in deze flats, wat een schrikbeeld vormde voor de woningbouwvereniging en gemeente uit angst voor getto-vorming (Dekker, 2016). De Bijlmer werd vervolgens een ‘gesloten’ wijk voor Surinamers op basis van het spreidingsbeleid (Overleggroep Pensions, 1978). In 1974 verhuurden de woningbouwcorporaties in de Bijlmer maximaal 10 tot 15% van de woningen aan etnische minderheden (Jansen, 2006). Omdat Surinamers vaak geen huisvesting kregen toegewezen en in slechte omstandigheden in pensions moesten verblijven, zochten zij naar een noodoptie: kraken. In de zomer van 1974 werden bijvoorbeeld honderd leegstaande flatwoningen in de Bijlmer gekraakt. Deze flat, de Gliphoeve, werd uiteindelijk voor 90% door Surinamers bewoond (Dekker, 2016). Het proces van kraken en vestigen leidde uiteindelijk tot een sterke concentratie van Surinamers in de Bijlmer.
Hoofdstuk 3: Huidige etnische segregatie in Amsterdam en de Bijlmer
3.1 Etnische segregatie in Amsterdam
Zoals hierboven besproken, heeft het discriminerende spreidingsbeleid tot geconcentreerde vestiging van Surinamers in de Bijlmer geleid. Tot op de dag van vandaag zien we dit terug in de huidige raciale en gesegregeerde orde van Amsterdam. Deze stad wordt gekenmerkt door residentiele etnische segregatie en onderwijssegregatie. In 1997 had 9,4% van de Amsterdamse populatie een Surinaamse achtergrond. Hiervan woonde 59% in concentratiegebieden (Musterd & Smakman, 2000). Deze concentraties werden veelal in de Bijlmer aangetroffen, zoals te zien op de kaart in figuur 4. In 2017 woonden er 65.401 Surinamers in Amsterdam, waarvan 16.332 in de Bijlmer. Ongeveer 31% van de bewoners van Bijlmer-Oost en Bijlmer-Centrum heeft een Surinaamse achtergrond (OIS, 2017). Er zijn geen andere Amsterdamse buurten waar Surinamers meer dan 14% van de totale bevolking uitmaken (Sleutjes & Ooijevaar, 2016). Dit wordt geïllustreerd op de kaart in figuur 5. Er blijkt daarom nog altijd een disproportionele concentratie van Nederlanders met een Surinaamse achtergrond in de Bijlmer te wonen in vergelijking tot andere Amsterdamse wijken.