De titel van mijn paper, ‘The Desire to Blackface in the Netherlands’, roept al snel associaties op met een bekend fenomeen: ‘kindervriend’ Zwarte Piet, die jaarlijks met zijn/haar witte leider Sinterklaas met de stoomboot Nederland in vaart. Dit fenomeen leidt in toenemende mate de aandacht af van het racisme probleem in Nederland. Door circulerende drogredenen in de media, zoals ‘Zwarte Piet is zwart door het roet van de schoorsteen’, blijft de hardnekkige blinde vlek voor het blackface-probleem in Nederland in leven. Dat probleem is namelijk groter dan Zwarte Piet. Om die reden heb ik voor mijn paper een voorval, waarbij blackface gebruikt was om een onweerlegbaar stereotype van zwarte mensen uit te beelden, geanalyseerd. Dit voorval vond vorig jaar in Brabant plaats. Tijdens de Brabantsedag parade van 2018 in Heeze werd het verhaal van de Witte Paters uitgebeeld. De Witte Paters reisden in de 19e eeuw naar het continent Afrika om zieltjes te winnen voor de rooms-katholieke kerk als een soort ‘beschavingsoffensief’. Dit werd in Heeze gerepresenteerd door het blackfacen van tientallen witte mensen die zelfbedachte gewaden droegen, zwaaiden met speren en ‘oeleboele’ riepen. Dit voorval is geen uitzondering. Dit is een veelvoorkomend fenomeen in Nederland waarbij blackface als een normale vorm van entertainment wordt gezien.

Mijn motivatie om deze casus te onderzoeken, kan simpelweg samengevat worden in de vraag: ‘Waarom?’ Wat bezielt witte mensen om zich telkens weer zwart te schminken zodra de kans zich voordoet en te vervallen in een karikatuur gebaseerd op kwalijke en achterhaalde stereotyperingen? Mijn doel met deze vraagstelling is niet om begrip op te brengen voor deze tradities, maar om de link naar de koloniale praktijken in de Nederlandse historie te verduidelijken en het probleem dat de moderne Nederlandse samenleving nog steeds kampt met de stuiptrekkingen van een koloniaal gedachtegoed aan te kaarten.

Met de postkoloniale theorieën van o.a. academici Richard Dyer (1997) en Mireille Rosello (1998) analyseer ik deze casus. Daarmee wordt de performativiteit van “ras”, het misbruik dat witte mensen daarvan maken en de schadelijkheid van stereotypering verklaard. Ook het werk van Jan Nederveen Pieterse (1992), White on Black, speelt een belangrijke rol in het blootleggen van de omvangrijke geschiedenis van schadelijke stereotyperingen van niet-witte mensen in de media en in de maatschappij. Het uitbeelden en afbeelden van racistische stereotypes is nooit een onschuldige actie. Het is een handeling met een gewelddadige geschiedenis en heeft verstrekkende gevolgen in een maatschappij waar mensen op basis van “ras” vooralsnog niet gelijkwaardig behandeld worden. De blinde vlek voor ‘onschuldige’ tradities kan alleen belicht worden door betere educatie over de brute koloniale geschiedenis van Nederland en die in verband te brengen met de racistische stuiptrekkingen die vandaag de dag nog te vinden zijn, onder andere in de straten van Brabant.

Bronnen

Dyer, R. (1997). White.London and New York: Routledge.

Pieterse, J.N. (1992). White on Black.London: Yale University Press.

Rosello, M. (1998). Declining the Stereotype: Ethnicity and Representation in French Cultures.Hanover and London: University Press of New England.

 

Lees hier het volledige document.