Niemand stond te juichen. Er waren geen trommels. Er was geen muziek en niemand stond met vlaggen te zwaaien. Toch moest het een mooi plaatje worden, dus werd alles choreografisch nauwkeurig in scene gezet. Het werd op film vastgelegd en gefotografeerd, wat later een basis werd voor schilderijen van dit iconische moment: Generaal Edmund Allenby komt op 11 december 1917 door de Jaffa-poort Jeruzalem binnen, te voet, om duidelijk te maken dat hij niet als “veroveraar” maar als “bevrijder” komt. Als gebaar naar de Arabieren die hem bij de verdrijving van de Osmanen hebben geholpen. In London werd dit moment op een andere manier gevierd. Europa bevond zich op dat moment in de donkerste dagen van haar geschiedenis en het Imperiale Groot-Brittannië was op een dieptepunt. Van juli tot oktober 1917, vielen er alleen al op de acht kilometer frontlinie bij het Belgische Passendale 270.000 Britse soldaten. Er sneuvelden soms wel 20.000 soldaten per dag. De Britse premierminister, David Lloyd George, had derhalve een goed kerstgeschenk nodig om het Britse volk rustig te houden en de media verkondigden trots de eerste “verovering van Jerusalem door de Christenen sinds de kruistochten en het einde van 673 jaar moslimheerschappij”. De notabelen en de Joodse, christelijke en islamitische religieuze leiders van Jeruzalem stonden braaf te luisteren naar de woorden van Generaal Allenby over de afkondiging van de staat van beleg, de vrijheid van religie en de bescherming van de heilige plaatsen van alle geloofsgemeenschappen. Allenby’s troepen waren Jeruzalem binnen gemarcheerd over de nieuwe weg die 19 jaar eerder was aangelegd voor de ontvangst van de Duitse Keizer Wilhelm II in 1898. Toch was de weg naar Jeruzalem niet makkelijk geweest. De Britse troepen moesten in 1917 drie keer een slag leveren bij Gaza met duizenden doden om de Turkse troepen te verdrijven van deze strategische doorgang aan de Middellandse Zee. Gaza – de enige weg van Cairo naar Jeruzalem – werd in November 1917 uit de lucht gebombardeerd, vanuit marineschepen bestookt, met artillerie beschoten en volledig met de grond gelijk gemaakt. Dat is nu, honderd jaar later, nog steeds zo. Dagelijks, wekelijks wordt Gaza vanaf land, vanuit de zee en vanuit de lucht beschoten en gebombardeerd.

Zionisten op zoek naar een thuisland

In 1897 – vond in Bazel, Zwitserland het eerste Zionistische Congres plaats waar plannen werden gemaakt voor een toevluchtsoord voor het Joodse volk. Europa werd gekenmerkt door een groeiend antisemitisme door een Golf van pogroms in Rusland, waarbij de Joden in 64 steden werden aangevallen. De Oostenrijks-Joodse ideoloog en publicist Theodor Herzl was oprichter en voorzitter van dit congres. Zelf had hij in de jaren ervoor het antisemitisme in Frankrijk beleefd, toen hij als journalist verslag deed van de Affaire Dreyfus. Herzl en zijn volgelingen gingen hierna naarstig op zoek naar een land dat toevlucht zou kunnen bieden aan de vervolgde joden. In 1901 vroeg Herzl Sultan Abdulhamid II om steun voor het Zionistische plan in het Osmaanse Palestina. De Sultan bood land aan in Mesopotamië, Syrië en Anatolië in ruil voor 2,6 miljoen pond, maar Palestina gaf hij niet. Herzl onderhandelde ook met de Russen en de Engelsen. Australië en Canada werden geopperd als toevluchtsoord, en ook Cyprus. De Britten boden rond die tijd 13.000 vierkante kilometer land aan in het Britse protectoraat Oost-Afrika. In het zogenaamde Uganda-Programma werd in 1903 vastgelegd dat het gebied Uasin Gishu (huidig Kenya) zou worden aangemerkt als het thuisland voor de Joden. Dat stootte op weerstand van de Zionisten en was midden in de Eerste Wereldoorlog ook niet meer nodig: Frankrijk en Groot-Brittannië hadden in het geheime Sykes-Picot-Verdrag de opdeling van het Osmaanse Rijk besloten. Mede om deze reden deden de Engelsen tijdens de Eerste Wereldoorlog ook andere beloftes. Zo werden aan Griekenland en Armenië grote delen van het Osmaanse Rijk beloofd waardoor deze landen begonnen te dromen van een Groot Griekenland en een Groot Armeens Rijk: een van de hoofdoorzaken voor de verdrijving van de Armeniërs uit Turkije in 1915. In de laatste dagen van het Osmaanse Rijk, tegelijkertijd met de verovering van Palestina in 1917, kwam er plotseling schot in de zaak voor de Zionistische beweging. Een paar dagen nadat Gaza compleet met de grond gelijk was gemaakt, kwam de “Balfour Declaration”. Een verklaring vervat in een brief van de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur Balfour, aan Lord Rothschild, hoofd van de Britse Zionistenfederatie. Deze sprak van een ‘nationaal thuis’ voor het Joodse volk in Palestina. Maar, zo stelde Balfour, een nationaal thuis zou “de rechten van de niet-joodse gemeenschappen in Palestina” niet mogen aantasten. In 1922 werd de “Balfour Declaration” door de Volkenbond overgenomen en vastgelegd in het Britse mandaat over Palestina.

Terwijl de Britten optimistisch dachten dat dit mandaat in Palestina wel gemakkelijk zou zijn – omdat in het kleine gebied met maar 600.000 inwoners, geen problemen te verwachten waren – bleek dit niet het geval. Steeds meer Joden vertrokken uit Europa naar Palestina. Met het opkomend Nationaalsocialisme van Adolf Hitler in Duitsland waren het in 1932 nog 9000 Joden die uit Europa naar Palestina vertrokken, maar in 1934 betrof het al 42.000 en in 1935, 62.000 mensen. Nederzettingen rezen uit de grond als paddenstoelen. In een decade was de Joodse gemeenschap tot 400.000 gestegen. In 1936 eisten de Arabieren van de Britten een beperking van de migratie en een stop van de landverkoop aan Joden. Tegelijkertijd werd een algemene staking afgekondigd door de – nota bene door de Britten geïnstalleerde – Grootmoefti van Jeruzalem en president van de Hoogste Moslim Raad, Hajj Amin Al-Husseini, waardoor het leven in het hele land werd lam gelegd. Deze staking mondde uit in een gewapende opstand die tot 1939 duurde en door de Engelsen bloedig werd neergeslagen. Hajj Amin Al-Husseini en zijn aanhangers werden verbannen. Ilan Pappe beschrijft in zijn boek “The Rise and Fall of a Palestinian Dynasty – The Husaynis 1700-1948” het drama dat zich in die tijd afspeelde. De Mandaatsmacht begon na te denken over een splitsing in Joodse en Arabische gebieden. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog lieten de Britten echter een opdeling van Palestina vallen en werd een witboek gepubliceerd waarin werd vastgelegd dat Palestina in tien jaar onafhankelijk zou worden en de joodse immigratie op een jaarlijks maximum 25.000 werd gelimiteerd voor de komende vijf jaar. Dit voorstel werd gezien als de meest vreedzame oplossing voor het Midden-Oosten dat tegelijkertijd de oliepijpleidingen voor de Engelsen zou veiligstellen in geval van een oorlog in Europa. Die kwam. En daarmee ook andere tijden voor Palestina.

Aanslagen, overvallen en liquidaties door de Irgun en de Stern Gang

De Britten zagen zich in het noordelijke Franse Mandaatgebied Syrië en Libanon plotseling geconfronteerd met het Vichy-Regime. Om te verhinderen dat voormalige Britse bondgenoot troepen uit Nazi-Duitsland zich zouden stationeren, startte Groot-Brittannië een invasie, in 1941. Gelijktijdig werd er in Irak een coup gepleegd door revolutionairen die de hulp van Duitsland inriepen. Daarnaast, was het Duitse Afrikakorps was vanuit Libië op weg naar de Egyptische hoofdstad Cairo. Waren het in de jaren dertig vooral de Arabieren die protesteerden tegen de Engelse bezetting, in 1943 waren het vooral Joodse terroristische groepen, zoals de Stern Gang en Irgun, die Britse en Arabische doelen aanvielen. Er volgden aanslagen op markten, bankovervallen, liquidaties van hoogstaande Britse functionarissen maar ook van Palestijnse leiders. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog voerden de radicale zionisten een regelrechte oorlog tegen de Britse bezetting, met als doel een Joodse staat te kunnen vestigen. De bomaanslag op het King David Hotel op 22 juli 1946 was een van de hardste aanslagen tegen de Engelsen. De gewelddadigheden van de Joden tegenover de Arabische bevolking kwamen echter pas in een stroomversnelling toen het Verdelingsplan door de Verenigde Naties was aangenomen. Een onafhankelijke Joodse staat kreeg door de verschrikkingen van de Holocaust een humanitair karakter en verschafte in de ogen van vele westerlingen een onweerlegbare legitimiteit. Het Britse mandaat zou eindigen te middernacht op 14/15 mei 1948. In de voorafgaande maanden verdreven Zionistische groepen al 440.000 Palestijnen uit 220 dorpen en steden. De Britse koloniale macht maakte zich daar niet meer druk over. Groot-Brittannië was intussen heel India kwijtgeraakt en maakte zich vooral zorgen over de laatste bezittingen: de olievelden in Perzië en Irak.

Van Nakba naar Naksa

Bij het uitroepen van de onafhankelijkheid van de staat Israël vielen eenheden van het Egyptische, het Libanese, Syrische, Jordanese en Iraakse leger Palestina binnen. Tot de eerste helft van 1949 waren al 750.000 Palestijnen uit hun gebieden verdreven, wat door de Palestijnen als Nakba (de catastrofe) wordt beschreven. Op de Nakba volgde in 1967, de Naksa (de terugslag) waarbij Israël alle nog overgebleven Palestijnse gebieden, inclusief Oost-Jerusalem, de Westbank, Gaza en ook de Syrische Golanhoogten, bezette. De rest is recente geschiedenis. Sinds 1948 bouwt Israël nog steeds nederzettingen en is het leven voor de Palestijnen een hel gebleven. De Britten zagen Palestina alleen maar als een gebied dat noodzakelijk was voor de verbinding tussen Cairo en Bagdad en de olievelden van Irak. Daarvoor was de vernietiging van het Osmaanse Rijk en het terugdringen van de Duitse invloed noodzakelijk. Palestina achter zich gelaten te hebben, vochten de Britten in 1952, nog steeds om de olie in Iran. “Onze olie” schreven de Britse kranten verontwaardigd toen de Iraniërs hun deel opeisten. De Amerikanen hielpen de Britten daar met een coup tegen premier minister Mossadeq die de Britse Anglo-Iranian Oil Company wilde nationaliseren. Dit is waarschijnlijk de eerste openlijke politieke inmenging van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten, hoewel zij Israël sinds 1948 financieel steunen. Israël is niets anders dan de som van vier miljoen Europese Joden (niet de Joden die in Palestina woonden) die naar Palestina verhuisden en daarmee het koloniale project van Groot-Brittannië hebben voortgezet en het tot macabere perfectie hebben voltooid. Het land laat dagelijks zien wat het is: een koloniaalmacht met een keihard moordend onderdrukkings- en apartheidsregime, wat het volgens alle resoluties van de Verenigde Naties ook is. De Verenigde Staten hebben met de symbolische opening van de Amerikaanse ambassade in Jeruzalem precies zeventig jaar na de oprichting van de staat Israël, laten zien dat Israël precies kan doen wat het wil. Dat Israël de in New York geregistreerde Oliefirma Genie Energy onlangs de boorrechten voor de bezette Golanhoogten (Syrië) heeft gegeven is een puur staaltje imperialisme en kolonialisme.

Bronnen

  • Faulkner, N. (2016). Lawrence of Arabia’s war. The Arabs, the British and the remaking of the Middle East in WWI. Yale University Press.
  • Filiu, J.P. (2015). Gaza. A history. C Hurst & Amp; Co Publischers Ltd
  • Hardy, R. (2016). The Poisened Well. Empire and it’s legacy in the Middle East. London: Hurst Publischers.
  • Pappe, I. (2010). The Rise and Fall of a Palestinian Dynasty. The Husaynis 1700-1948. Saqi Books.
  • Parsons, L. (2017). The Commander. Fawzi Al-Qawuqji and the fight for Arab independence 1914-1948. New York: Hill and Wang.
  • Segey, T. (1999). One Palestine, Complete: Jews, Arabs under the British Mandate. Little Brown UK.