Witheid gaat gepaard met wit privilege, de gehele set van geïnstitutionaliseerde voordelen waar witte mensen toegang toe hebben. Het gaat over de toekenning van “dominantie” op basis van witheid. Het is een privilege om niet te hoeven nadenken over de eigen huidskleur en witheid. Het is een privilege om geen verantwoordelijkheid te hoeven nemen in het proces van bewustwording en erkenning van het koloniale verleden en de hedendaagse erfenis zoals institutioneel racisme. Het is een privilege om wit privilege en racisme niet te ervaren, erkennen en bespreekbaar te hoeven maken. Het is een privilege om als individu te kunnen spreken, zonder te worden gezien als een onderdeel van een raciaal collectief.

Veel witte mensen zijn zich niet bewust van hun privileges in de maatschappij. Het bespreekbaar maken van deze privileges wordt vaak gezien als een persoonlijke aanval en als ongemakkelijk en vervelend ervaren (e.g. “white fragility”, het psychologisch onvermogen van witte mensen om met kleur gerelateerde stress om te gaan). In reactie hierop benadrukken witte mensen vaak dat ook zij te maken hebben met ongelijkheid. Hoewel het klopt dat kansen in onze samenleving door verschillende factoren worden beïnvloed, zoals sociaaleconomische status, leeftijd, gender, opleidingsniveau, lichamelijke/mentale gezondheid, seksualiteit, huidskleur, etc., hebben deze eventuele ongelijkheden niets te maken met iemands huidskleur.

Peggy McIntosch (1989) heeft baanbrekend werk verricht als het gaat om de privileges van witheid. Zij stelt: “I think whites are carefully taught not to recognize white privilege, as males are taught not to recognize male privilege. So I have begun in an untutored way to ask what it is like to have white privilege. I have come to see white privilege as an invisible package of unearned assets that I can count on cashing in each day, but about which I was “meant” to remain oblivious. White privilege is like an invisible weightless knapsack of special provisions, maps, passports, codebooks, visas, clothes, tools, and blank checks.” McIntosch beschrijft in haar werk 26 alledaagse situaties, waarover zij als witte vrouw niet hoeft na te denken in tegenstelling tot mensen van kleur. Zoals:

  • I can turn on the television or open to the front page of the paper and see people of my race widely represented.
  • I can be sure that my children will be given curricular materials that testify to the existence of their race.
  • Whether I use checks, credit cards, or cash, I can count on my skin color not to work against the appearance of financial reliability. 

  • I can swear, or dress in second hand clothes, or not answer letters, without having people attribute these choices to the bad morals, the poverty, or the illiteracy of my race. 

  • I am never asked to speak for all the people of my racial group.
  • If my day, week, or year is going badly, I need not ask of each negative episode or situation whether it has racial overtones.
  • I can choose blemish cover or bandages in flesh color and have them more or less match my skin. 


In “Hallo witte mensen”, geschreven door Anousha Nzume (2017), wordt wit privilege uitgelegd middels een metafoor. Een docent geeft zijn leerlingen de opdracht om op hun eigen plek te gaan zitten (zij zitten in drie rijen) en een prop van papier te maken. Voorin het klaslokaal staat een grote prullenbak. De leerlingen moeten de prop papier in de prullenbak gooien vanuit hun positie, vanuit hun rij. De leerlingen op de voorste rij, zijn zich daar nauwelijks bewust van. Zij gooien met gemak hun proppen in de prullenbak. De leerlingen in het midden, gooien hun proppen vaker naast de prullenbak dan hun klasgenoten op de eerste rij. De leerlingen die achterin zitten, lukt het echter niet om hun proppen in de prullenbak te gooien en daar spreken zij zich over uit. Het is oneerlijk. Deze metafoor laat zien wat privilege inhoudt: “dat dingen systematisch makkelijker gaan voor een hele groep mensen op basis van hokjes en in welk hokje jij zit is soms al voor jou bepaald door waar of hoe je geboren bent. (…) De rij waar je terechtkomt is ook bepalend voor je besef en bewustzijn van een machtsstructuur” (p.38-39).

Bronnen