‘’Het bestaan van het heden en dat van de toekomst bestaat uit het bestaan van het verleden. Zonder de geschiedenis van de Javaanse contractarbeiders in Suriname 1890-1940 hadden wij niet kunnen bestaan als Javaanse Surinamers’’ (lezing Reinier Kromopawira, 2001).

De werving van Javaanse contractarbeiders was onlosmakelijk verbonden met de afschaffing van de slavernij in Suriname. Er ontstond paniek bij de plantage-werkkampeigenaren na de afschaffing van de slavernij, omdat zij bang waren dat vrijverklaarden massaal weg zouden trekken van de plantage-werkkampen. Daarom werd er een staatstoezicht ingesteld van tien jaar waardoor voormalig slaafgemaakte mensen gedwongen werden om tien jaar te blijven werken in de plantage-werkkampen. Plantage-werkkampeigenaren deden een dringend beroep op de Nederlandse koloniale autoriteiten om te zorgen voor de vervanging van de vrijverklaarden. In 1853 werd een groep van achttien Chinese contractarbeiders door het gouvernement van Java geworven om arbeid te verrichten op het plantage-werkkamp Catharina Sophia in Suriname. In de periode van 1853 tot 1874 kwamen er ruim 2500 Chinese contractarbeiders naar Suriname. In 1872 werd er een contract gesloten met Engeland om contractarbeiders uit India te halen. Op 9 augustus 1890 kwamen de eerste contractarbeiders vanuit Java met het schip Prins Alexander aan in Suriname. Het laatste schip de Kota Gedeh met contractarbeiders kwam aan in 1939. Er kwamen circa. 32.000 Javaanse contractarbeiders naar Suriname gekomen. Deze komst was niet altijd uit vrije wil en ging regelmatig gepaard met ontvoering en misleiding. Er werd een ideaalbeeld geschetst van hoge lonen, een vrije woning, medische zorg, recht op gratis terugkeer en nabijheid van werk. In de praktijk moesten zij enorm zware arbeid verrichtten onder erbarmelijke omstandigheden op plantage-werkkampen.

Tot aan 1954 keerden circa 8.600 voormalige Javaanse contractarbeiders terug naar Indonesië. Andere contractarbeiders bouwden een bestaan op in Suriname. Verschillende nazaten van Javaanse contractarbeiders wonen vandaag de dag in Nederland zoals Reinier Kromopawiro en Gyonne Goedhoop. In het najaar van 2018 raakten zij in gesprek over identiteit, generaties en het belang van het overdragen van de Javaanse taal en cultuur. Reinier is van de generatie van haar moeder, ooms en tantes. De tweede of derde generatie na de eerste Javaanse contractarbeiders. Reinier werd op 9 november 1949 geboren op de voormalige koffieplantage Reynsdorp in Suriname. Vol bewondering deelden zij hun prachtige verhalen. Verhalen, die onder meer ook in Watersé beschreven staan. Verhalen over hoe hij soms mijlenver, zonder schoenen, van het ene dorp naar het andere dorp moest lopen om samen met zijn oma eten te verkopen. Dat dit de manier was waarop het er toen aan toe ging. Reinier heeft de verhalen, de cultuur en de taal van zijn ouders en grootouders uit Java direct meegekregen. Het werd Gyonne onmiddellijk duidelijk dat zij, als derde generatie persoon met Javaanse roots, de taal, cultuur en verhalen van deze achtergrond in leven moet houden. Er is al zoveel verloren gegaan. Reinier is een inspiratie, omdat hij juist met zijn publicaties de Javaanse taal en verhalen in ere houdt. Hij bewaart hiermee kennis over een verleden, dat bijna onzichtbaar dreigt te worden in de collectieve herinnering van Nederland en Suriname. Door deze ontmoeting werd de waarde van intergenerationele contact erg duidelijk. Het persoonlijk contact en de overdracht van kennis verrijken het beeld van, in dit geval, de Javaanse cultuur en mijn eigen geschiedenis.

Bronnen

  • Kopijn, Y. en Mingoen H, (2008) Stille passanten: levensverhalen van Javaanse Surinaamse ouderen in Nederland. LM Publishers.
  • Kromopawiro, R. Watersé. Herinneringen van de dorpsjongen uit Bakkie. BanyuMili Uitgeverij.
  • http://www.javanenindiaspora.net/