Tien jaar voor de wettelijke afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 bestond er al een angst onder plantage-werkkampeigenaren voor een tekort aan arbeid. Dit was het geval omdat men had gezien dat veel voormalig slaafgemaakten de plantage-werkkampen verlieten na de afschaffing van de slavernij in Engelse en Franse koloniën. Daarom werd er in 1853 een verzoek ingediend bij het gouvernement van Suriname om steun te krijgen bij het werven van contractarbeiders. In 1853 werd een groep van achttien Chinese contractarbeiders door het gouvernement van Java geworven om arbeid te verrichten op het plantage-werkkamp Catharina Sophia in Suriname.
Deze eerste werving ging gepaard met hoge wervingskosten en als gevolg daarvan werd een tweede groep Chinese contractarbeiders geworven in China zelf in plaats van Java. Deze werving werd tot 1858 geregeld door het gouvernement in Suriname en na de komst van de tweede groep Chinese contractarbeiders werd de werving door particulieren verricht. Vanaf 1865 regelde de “Surinaamsche Immigratie-Maatschappij” in Amsterdam en Hongkong de werving en het transport. Zij hadden zowel in Amsterdam als in Hongkong een pand. Vier jaar later werd de werving van contractarbeiders via Hongkong stopgezet, omdat dit alleen toegestaan werd voor Britse kolonies.
In de periode van 1853 tot 1874 kwamen er ruim 2500 Chinese contractarbeiders naar Suriname. Deze komst was niet altijd uit vrije wil en ging gepaard met misleiding. Er werd een ideaalbeeld geschetst van hoge lonen, een vrije woning, medische zorg, recht op gratis terugkeer en nabijheid van werk. De verre reis werd vaak niet benoemd, zodat potentiele contractarbeiders niet zouden afschrikken. Na 1874 werden er geen Chinese contractarbeiders meer geworven voor Suriname. Hiervoor waren verschillende redenen zoals de sluiting van de havens van Macao en Hongkong, het officiële verbod van contractmigratie door China en de hoge wervingskosten. Nederlandse plantage-werkkampeigenaren vonden de periodes van de contracten ook te kort. Na vijf jaar werd het contract door veel Chinese contractarbeiders niet verlengd en keerden zij terug. Deze terugkeer was vaak gerelateerd aan de afwezigheid van de vrouwen van Chinese contractarbeiders. Contractarbeiders in Suriname werden vanaf de jaren 1870 vooral vanuit India en Java geworven.
Bronnen