Wanneer men denkt aan de Nederlandse rol in de handel in slaafgemaakte mensen, wordt vaak gedacht aan de directe betrokkenheid van Nederland. Men denkt aan handelaren, handelscompagnieën, plantage-werkkamp-eigenaren, de rijke elite en bestuurders. De betrokkenheid ging echter verder dan directe betrokkenheid en de handel in slaafgemaakte mensen was een handel waar verschillende lagen in de samenleving van profiteerden. De financiële sector profiteerde door het verstrekken van plantageleningen en het afsluiten van verzekeringen zoals o.a. Coopstad en Rochussen in Rotterdam. De verwerking van koloniale producten zoals suiker, koffie en tabak zorgde voor werkgelegenheid en inkomens; Koloniale producten die door de gedwongen arbeid van slaafgemaakte mensen zijn geproduceerd. In 1661 waren er bijvoorbeeld in Amsterdam alleen al zestig suikerraffinaderijen (Hira 2015). Andere voorbeelden zijn:

  • Transport van goederen vanaf de schepen en naar de schepen toe.
  • Voedsel en drank voor de bemanning tijdens de reizen. Hier konden onder meer bakkers en slagers van profiteren.
  • Scheepsbouw /scheepswerven.

Het ging dus niet alleen om de betrokkenheid van een kleine elitegroep in Nederland, maar de betrokkenheid van verschillende lagen in de samenleving in diverse gebieden. Zo waren verschillende Nederlandse steden betrokken bij kolonialisme en slavernij zoals Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Leiden, Middelburg en Den Haag. Op de website van Mapping Slavery is het slavernijverleden van deze steden omschreven aan de hand van locaties op verschillende kaarten.