In 1949 werd Indonesië onafhankelijk, maar Nieuw-Guinea bleef in handen van Nederland. Dit werd besloten tijdens de Ronde Tafel Conferentie (Den Haag 1949), terwijl vanaf dit moment de inmenging van Nederland in Nieuw-Guinea en het aantal missieposten juist toenam. Tegelijkertijd werden er vanuit Nederland beloftes gedaan m.b.t. onafhankelijkheid en werd het gevoel gecreëerd dat Nieuw-Guinea klaargestoomd werd voor toekomstige zelfstandigheid. De praktijk was echter anders. Onder aanvoering van Joseph Luns hield Nederland zich hardnekking vast aan Nieuw-Guinea. De rechtvaardiging van dit kolonialisme was de zogenaamde ethische politiek, maar het was in de praktijk een politiek prestigeproject. Na “het gezichtsverlies” van de onafhankelijkheid van Indonesië gunde Nederland het gebied niet aan Indonesië en wilde er alles aan doen om deze laatste kolonie in die regio in haar greep te houden.

Naast Nederland waren Indonesië, Rusland en de Verenigde Staten onderdeel van het mondiaal politieke machtsspel waarin de Papoea bevolking de speelbal is. De Verenigde Staten was bang voor een groei van het communisme in Zuidoost-Azië, Indonesië wilde haar Republiek uitbreiden en profiteren van de rijkdom aan grondstoffen en Rusland was op zoek naar een bondgenoot in Azië. De toekomst van Nieuw-Guinea werd bepaald door deze andere landen.

Indonesië kreeg steun voor de claim op “Nederlands-Nieuw-Guinea” en Nederland moest het verlies accepteren in 1962. In de New York Agreement werd bepaald dat Indonesië het gebied zou overnemen na een tijdelijke waarneming door de Verenigde Naties. Door middel van een volksraadpleging (Act of Free Choice) moesten Papoea’s beslissen of de bevolking onderdeel zou worden van Indonesië of als onafhankelijk land verder zouden gaan. In zijn boek “Een daad van vrije keuze,” omschrijft historicus Pieter Drooglever (2005) het ondemocratische en zeer omstreden proces van deze volksraadpleging.

In 1963 kreeg Indonesië de volledige administratieve controle over Nieuw-Guinea en werd voortaan Iran Barat genoemd. Papoea-politicus Eliezer J. Bonay werd benoemd tot eerste gouverneur door president Sukarno. De Nieuw-Guinea Raad, opgericht in 1961, werd ontbonden en alle Papoea symbolen werden verboden door Indonesië. Veel Papoea’s vluchtten naar o.a. Nederland zoals ook Nicolaas Jouwe en Markus Wonggor Kaisiëpo. Zij streden voor een autonoom West-Papoea en werden gedwongen te vluchten voor geweld en gevangenschap. Tot op heden is Papoea is het proces van politieke dekolonisatie gaande en streven veel Papoea’s nog altijd naar de erkenning van de eigen cultuur en recht op zelfbeschikking.

Bronnen